Oplossingen voor een asbestveilig Vlaanderen?

Op 28 augustus 2017

 

Bron: OVAM Asbest

 

Voor de verhardingen van toegangsweg en werf aan de skipiste in Peer werden ‘gerecycleerde granulaten’ gebruikt, daarin werden resten asbest gevonden.

Uit de metingen van de asbestverontreinigingen en lucht aan de skipiste is de conclusie van de milieu-inspectie dat er geen gevaar is voor de volksgezondheid.

Er wordt nog gediscussieerd over de correctheid van de staalnames en metingen.

N-VA Peer stelt dat het probleem asbest heel wat ruimer is, ook in Peer.

Asbest komt veel voor in gebouwen en in de bodem in Vlaanderen.

Bij verweerde asbestdaken (komen behalve op huizen ook veel voor op stallen en loodsen) bijvoorbeeld kunnen asbestvezels vrijkomen en de bodem en omgeving verontreinigen. Dat kan ook gebeuren door brand en stormschade. Recent was er een brand in een loods met asbestdak in de Achelmansstraat in Wijchmaal.

Voor N-VA Peer is het belangrijk dat de Perenaars degelijk geïnformeerd worden en er een begin van inventarisatie van asbest en een asbestplan in Peer komt. Wellicht kan dit gebaseerd zijn op het Traject ‘Asbestveilig Vlaanderen 2040’ van OVAM.

Zie ook artikelen ’Asbest in en om het huis’, ‘Asbest en handhaving’en ‘Asbestverwijdering: te weinig controles’.

 

Aanwezigheid van asbest in Vlaanderen.

Geschatte hoeveelheden asbest in Vlaamse gebouwen

Totaal gebouwen: 2.09 miljoen ton
   Scholen:15.000 ton
   Bedrijven: 724.000 ton
   Huizen en appartementen: 910.000 ton
   Overheidsgebouwen: 6.000 ton
   Land- en tuinbouw: 436.000 ton

Nutsleidingen (ondergrond): 40.000 km

Bodemverontreinigingen

In Vlaanderen resulteren onzorgvuldig slopen van gebouwen, hergebruik van gebroken bouwpuin, gebruik van productieafval in heel wat bodemverontreinigingen met asbest.

Recente inzichten en studies in Vlaanderen en ons omringende landen tonen aan dat in het bijzonder asbestcement dak- en gevelbekleding sterk verweert onder invloed van weersomstandigheden, mosvorming, enz. Dit gebeurt al 20 jaar na de plaatsing. Hierdoor spoelen asbestvezels uit naar dakgoten, regenwaterputten, rioleringen, waterlopen of druipen ze op de onderliggende bodem of verharding. Dat veroorzaakt potentieel blootstellingsrisico's voor mens en milieu.

Ook brand en stormschade kunnen dezelfde gevolgen hebben.

Asbestafbouwbeleid

OVAM plant in 2018 klaar te zijn met een traject naar asbestveilig Vlaanderen in 2040?
Een versneld asbestafbouwbeleid streeft naar een versnelling in de afbouw van alle asbesthoudende materialen uit onze leefomgeving binnen het Vlaamse Gewest. Afbouwen betekent het gecontroleerd en veilig ontmantelen en verwerken van de asbesthoudende materialen.

Het beleidskader en de regelgeving focusten vooral op de beheersing van blootstellingsrisico's bij de verwijdering, inzameling en verwerking van asbesthoudende materialen. Er bestond nog geen wettelijke verplichting om toegepaste asbesthoudende materialen te verwijderen. Nu, tientallen jaren later, is de algemene staat van het nog aanwezige asbestpassief in en rond onze gebouwen grondig gewijzigd met stijgende gezondheidsrisico's tot gevolg.

 

Asbest en uw gezondheid

Asbest is alleen gevaarlijk als de vezels vrijkomen en worden ingeademd.

Asbestose, longkanker en strottenhoofdkanker komen enkel voor na een beroepsblootstelling. Dit betekent dat u lange tijd grote hoeveelheden asbestvezels hebt ingeademd. Pleurale plaques en mesothelioom kunnen ook voorkomen na blootstelling buiten het arbeidsmilieu.

Bij een toevallige of eenmalige blootstelling, zelfs als u op dat moment in contact kwam met vrije asbestvezels, is de kans immers verwaarloosbaar klein dat u er ziek van wordt.

Men kan zich niet laten testen om te onderzoeken of men asbestvezels heeft ingeademd. 

Eventuele ziekteverschijnselen manifesteren zich gemiddeld pas 30-40 jaar na de blootstelling.

Iedereen wordt blootgesteld aan asbestvezels: er is een achtergrondconcentratie van maximaal 200 vezels per kubieke meter. Dit betekent dat u altijd een beetje blootgesteld wordt aan asbest.

Evolutie van het aantal asbestslachtoffers

In de jaren 1960 hebben er ruim een miljoen Belgen met asbest gewerkt. Als gevolg van die blootstelling zijn er tegenwoordig in België zowat 250 nieuwe mesothelioomgevallen per jaar. Hiervan werden er slechts een beperkt aantal niet-professioneel blootgesteld.

Vanaf medio 1970 werden er belangrijke extra beschermingsmaatregelen genomen. Hierdoor verwachten we dat vanaf 2015-2020 het aantal asbestslachtoffers zal dalen.

 

Wetgevingen

Federale arbeidswetgeving

Het eerste Koninklijk Besluit (KB) dateert van 1978. Het legde het gebruik van crocidoliet, de gevaarlijkste asbestsoort, sterk aan banden. Het KB bepaalde de maximale concentraties waaraan werknemers blootgesteld mochten worden en liet ook niet meer toe dat “vrij” asbestmateriaal manueel werd behandeld. In 1986 volgde een tweede KB dat de procedures vastlegde voor de medische keuring van werknemers die met asbest in aanraking kwamen.

In de loop van de jaren ‘90 werd de wetgeving verfijnd. Vanaf 1 januari 1995 is elk bedrijf verplicht een asbestinventaris op te maken. Geeft de inventaris aan dat er asbest in het bedrijf aanwezig is, dan moet er ook een “beheersprogramma” bestaan. Dat programma moet de blootstelling aan asbest en dus de risico’s zoveel mogelijk beperken.

Vroeger reguleerde het ARAB (Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming) de bescherming van werknemers, nu is dat de Codex over het Welzijn op het Werk. De arbeidsreglementering in verband met asbest werd in 2006 verder gecoördineerd en aangepast in het Koninklijk Besluit van 16 maart 2006 betreffende de bescherming van de werknemers tegen de risico’s van blootstelling aan asbest. Het Koninklijk Besluit van 28 maart 2007 reguleert de erkenning en certificering van gespecialiseerde erkende asbestverwijderingsbedrijven.

De Externe directies Toezicht op het Welzijn op het Werk, ook wel gekend als de arbeidsinspectie, staan in voor de controle en opvolging van deze wetgeving.

Vlaamse milieuwetgeving

Zelfstandigen en particulieren vallen onder de gewestelijke milieuwetgeving in Vlaanderen. De Vlaamse overheid is dus bevoegd voor reglementering over emissies van asbest naar mens en milieu en over het beheer van asbesthoudende materialen, bodem en afvalstoffen.

Bepalingen met betrekking tot handelingen met asbest zijn voornamelijk opgenomen in het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen betreffende milieuhygiëne (VLAREM II) en het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning (VLAREM I).

Het beheer van asbesthoudende materialen en afvalstoffen wordt gereguleerd door het Materialendecreet van 23 december 2011 en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (VLAREMA).

Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (VLAREBO) en het ministerieel besluit van 1 juli 2014 houdende de goedkeuring van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten (Eenheidsreglement) reguleren de aanwezigheid van asbesthoudende afvalstoffen in respectievelijk de bodem, het grondverzet, bouwen sloopafval en gerecycleerde granulaten.

Bijkomende voorwaarden omgevingsvergunning (renovatie – sloop)

Bij de verlening van een omgevingsgunning voor renovatie van een huis of gebouw van vóór 1998, kan het lokaal bestuur (als gevolg van artikel 4.2.19 van de codex Ruimtelijke Ordening) bijkomende voorwaarden opnemen over de wettelijke bepalingen rond afbraak van asbest.

 

Slopen van gebouwen

Slopen van gebouwen met volume groter dan 1000 m ³

Sinds 2009 is het verplicht om een sloopinventaris op te stellen voor het slopen van gebouwen met een volume van meer dan 1.000 m³ die deels of geheel een andere functie dan wonen hebben. De overheid wil met deze verplichting het selectief slopen aanmoedigen. De sloopinventaris is een lijst van de verschillende afvalstoffen die bij het slopen van een gebouw zullen vrijkomen met een raming van de hoeveelheden, de plaats binnen het gebouw en de vorm waaronder ze voorkomen.

Dankzij deze sloopinventaris worden ook de asbesthoudende materialen in een gebouw geïnventariseerd. Zo kunnen ze specifiek en selectief op een veilige manier verwijderd worden en geraken ze niet vermengd met het bouwpuin dat gerecycleerd kan worden.

Sloop van (bedrijfs)gebouwen kleiner dan 1000 m³

Het is niet verplicht een sloopinventaris op te maken als het te slopen gebouw kleiner is dan 1000 m³. Wel moet er voor de aanvang van de sloopwerken een asbestinventaris worden opgemaakt. Elke aannemer die werknemers werken laat uitvoeren in een eigen gebouw of in een gebouw van derden, zoals een woning, moet vanwege de federale arbeidswetgeving verplicht beschikken over een asbestinventaris van de werkzone én mag het asbest alleen laten verwijderen door werknemers die over het jaarlijkse opleidingsattest beschikken.

Selectief slopen & ontmantelen

Bouw- en sloopafval dat bestaat uit zuiver inert puin kan naar een vergunde puinbreekinstallatie. Dergelijke installatie zeeft, breekt en zuivert het puin tot gerecycleerde granulaten met een specifieke korrelverdeling. Vooral de wegenbouw hergebruikt deze granulaten als bouwstof.

Niet-asbesthoudend indien gelijk aan of minder dan 100mg/kg droge stof

Het Vlarema hanteert in artikel 2.3.2.1 § 1, 5° voor bouwstof een maximaal asbestgehalte van 100 mg/kg ds. Deze (berekende) normwaarde voor asbest wordt immers aanzien als het laagste concentratieniveau dat met voldoende betrouwbaarheid kan gemeten worden door een labo. Het hergebruik van materialen (bouwstoffen, gerecycleerde granulaten, ..) met een berekende asbestconcentratie van maximaal 100 mg/kg ds is dus toegelaten en niet in strijd met het KB van 23 oktober 2001.

 

Bodemonderzoek en saneringskosten

Als asbest in de bodem wordt aangetroffen, kan het noodzakelijk zijn een beschrijvend bodemonderzoek te laten opmaken door een erkend bodemsaneringsdeskundige. Dit om de omvang en het risico van de asbestverontreiniging te bepalen. Wanneer er een saneringsnoodzaak blijkt, moet de bodemverontreiniging met asbest worden verwijderd. Meestal gebeurt dit door ontgraving onder begeleiding van een erkend bodemsaneringsdeskundige.

De verplichting om een bodemonderzoek en -sanering uit te voeren rust op de saneringsplichtige.
Dit is:

  • de exploitant, als op de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam, een inrichting gevestigd is die vergunnings- of meldingsplichtig is;
  • bij gebrek aan een exploitant: de gebruiker van de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam;
  • bij gebrek aan een exploitant en gebruiker: de eigenaar van de grond waar de bodemverontreiniging tot stand kwam.

 

Hoe waardevol vond je dit artikel?

Geef hier je persoonlijke score in
De gemiddelde score is